e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaakgestel kaak: kaok (Leopoldsburg) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kletskop: ge het uw gat onder uw klak zitten  kletskop (Leopoldsburg) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kõǝm (Leopoldsburg) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaars kaars: ke̝ͅs (Leopoldsburg) kaars [RND] III-2-1
kaarsendomper snuiter: snèùtər (Leopoldsburg) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaart met prentje beeldje: beeleke (Leopoldsburg) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaartspelen: koͅ.rtspe.lə (Leopoldsburg) kaarten [RND] III-3-2
kaarten bijnemen vreten: fretten (Leopoldsburg) Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten voor geld spelen: spelen (Leopoldsburg) Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaas kaas: kéés (Leopoldsburg) kaas [RND] III-2-3