e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klucht klucht: klucht (Leopoldsburg) Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)] III-3-2
kluit aarde klomp: klomp (Leopoldsburg), klot: klǫt (Leopoldsburg), klotje: klǫtǝkǝ (Leopoldsburg) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knabbelen knabbelen: knabbele (Leopoldsburg) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht bankknecht: bankknecht (Leopoldsburg) Het hulpgereedschap om lange werkstukken bij de bewerking aan de werkbank te ondersteunen. Zie ook afb. 115. Het woordtype de moede uit Herten (L 330) kan zowel ø̄iemand die moe isø̄ als ø̄iemand die lui isø̄ betekenen (Hertens woordenboek, pag. 180). [N 53, 212; N 53, 223b] II-12
kneden bewerken: bǝwęrǝkǝn (Leopoldsburg), kneden: knēdǝn (Leopoldsburg) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen nijpen: nɛjpə (Leopoldsburg), pitsen: pitsen (Leopoldsburg), pitsə (Leopoldsburg) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen nijpen: nɛjpə (Leopoldsburg), pitsen: pitsen (Leopoldsburg, ... ) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
knibbelen mikado: micado (Leopoldsburg) Het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knie knie: knei (Leopoldsburg), kni. (Leopoldsburg), knie (Leopoldsburg), knī (Leopoldsburg) knie [N 10b (1961)], [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knibant (Leopoldsburg) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11