e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lijden afzien: afzien (Leopoldsburg), lijden: lēͅjə (Leopoldsburg), leͅ.jə (Leopoldsburg) een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)] || lijden [ZND A2 (1940sq)] III-1-4
lijkbidder lijkaanspreker: znd 1 a-m; znd 30, 25; cf. VD s.v. "aanspreker"i.bijz. persoon die de familie en vrienden van een overledene ter begrafenis nodigt, diens dood aan de huizen aanzegt en verder met de bediening der begrafenis beslast is; thans meest bidder, dood- of lijkbidder genoemd  lijkaanspreker (Leopoldsburg, ... ), lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  lijkbidder (Leopoldsburg, ... ), léjkbéddər (Leopoldsburg, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijmknecht, sergeant panelenklem: panēlǝklɛm (Leopoldsburg), sergeant: sęrǝšant (Leopoldsburg) Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.] II-12
lijmtang spanvijs: spanvē̜s (Leopoldsburg) Een kort ijzeren of houten werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. De metalen lijmtang bestaat uit een been waarop een vaste en een verschuifbare bek zijn aangebracht. De verschuifbare bek is voorzien van een draadspil met handvat waarmee de klem tegen de te lijmen delen vastgeklemd kan worden. Zie ook afb. 122. [N 53, 217a; monogr.] II-12
lijn waar het spel begint meet: meet (Leopoldsburg) De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)] III-3-2
lijnzaadmeel lijzemeel: lɛ̄zǝmēl (Leopoldsburg) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijsterbes lijsterbes: lɛ.stərbɛs (Leopoldsburg) lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)] III-4-3
likken lekken: lèkkə (Leopoldsburg) likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3
liniaal regel: ne regel (Leopoldsburg), nə regəl (Leopoldsburg), regel (Leopoldsburg) een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)] III-3-1
linkerkant van het paard handzij: hantzɛ̄ (Leopoldsburg) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9