34095 |
melkaders |
melkaderen:
mɛlǝkǫi̯ǝr (K317p Leopoldsburg)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu.r (K317p Leopoldsburg)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
33778 |
melkgebit |
melktanden:
mɛlǝktanǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mɛlǝkui̯ (K317p Leopoldsburg)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
melktanne (K317p Leopoldsburg)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
filter:
feltǝr (K317p Leopoldsburg)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
denken:
denken (K317p Leopoldsburg),
menen:
mīənə (K317p Leopoldsburg)
|
menen [ZND A2 (1940sq)] || van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
mannetje:
mɛnǝkǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
17563 |
merg |
merg:
merəg (K317p Leopoldsburg),
meͅrəch (K317p Leopoldsburg),
sap van de benen:
sap van də bīənə (K317p Leopoldsburg)
|
het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
merrie:
mɛri (K317p Leopoldsburg)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|