19360 |
minachten; minachtend |
minachten:
minachten (K317p Leopoldsburg)
|
blijk gevend van minachting, met minachting [afhoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18795 |
minderen |
afzetten:
afzetten (K317p Leopoldsburg),
minderen:
mindərə (K317p Leopoldsburg),
steken laten vallen:
stēkə lḁtə valə (K317p Leopoldsburg)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
znd 31, 23a
minderjaarig (K317p Leopoldsburg),
onmondig:
znd 31, 23a
onmòndəch (K317p Leopoldsburg),
zijn jaren niet hebben:
znd 31, 23a
ei êêt zən jàrrə nīē (K317p Leopoldsburg)
|
minderjarig [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
20460 |
minnaar |
aanhouder:
aanhouder (K317p Leopoldsburg)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23304 |
mis |
mis:
tə vryx en də mes (K317p Leopoldsburg)
|
te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
20177 |
miskraam |
misval:
nə misval (K317p Leopoldsburg)
|
Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
misboren:
misboərə (K317p Leopoldsburg),
mismaakt:
mismokt (K317p Leopoldsburg),
misməkt (K317p Leopoldsburg)
|
het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
mist:
mist.
mest (K317p Leopoldsburg)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
31916 |
moderne slijpsteen |
amaril:
amarel (K317p Leopoldsburg),
carborundum:
karbrandøm (K317p Leopoldsburg)
|
Kunstmatig gevormde slijpsteen, vervaardigd uit amaril (d.i. aluminium-oxyde) of carborundum (d.i. siliciumcarbid), die wordt gemonteerd op een elektrische slijpmachine of op het slijphulpstuk van een boormachine. Moderne slijpstenen kunnen in verschillende formaten en korrelgroottes uitgevoerd zijn. [N 53, 49c; monogr.]
II-12
|
17833 |
moe |
moeg:
my(3)̄.x (K317p Leopoldsburg),
my.ch (K317p Leopoldsburg)
|
moe [RND], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|