id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20167 | niet zindelijk | niet proper: niet proper (Leopoldsburg) | onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2 |
18921 | nietsnut | lamzak: lamzak (Leopoldsburg), nietsnut: nietsnut (Leopoldsburg) | een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19052 | nieuws | nieuws: nieuws (Leopoldsburg) | een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] III-3-1 |
19177 | nieuwsgierigaard | gaper: gaper (Leopoldsburg) | iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18122 | nijdnagel | ijnagel: aəjnagəl (Leopoldsburg), ijwortel: āəjwøətəl (Leopoldsburg), nagelrand: nōͅgəlrant (Leopoldsburg), nijnagel: nijnoagəl (Leopoldsburg) | ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || stroopnagel (ingescheurd vlees aan de nagelrand) [N 10b (1961)] III-1-2 |
30857 | nijptang | nijptang: nęjptaŋ (Leopoldsburg), pitstang: petstaŋ (Leopoldsburg), trektang: tręktaŋ (Leopoldsburg) | In het algemeen een tang die vooral dient om spijkers uit te trekken en metaaldraad, spijkers, dun plaatmateriaal, e.d. af te knippen. Zie ook afb. 95 en het lemma ɛnijptangɛ in wld II.11, pag. 92-93. Het woordtype vlechttang is de benaming voor een nijptang die wordt gebruikt bij het verwerken van betonijzer. Deze tang heeft kleinere bekken en langere armen dan de nijptang. Zie ook het lemma ɛbetonijzerɛ in Wld II.9, pag. 47.' [N 53, 142a-c; N 53, 143; monogr.] II-12 |
20504 | nippen | slobberen: slubbərə (Leopoldsburg) | Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3 |
31853 | nootschaaf | wolvenbakkes: wǫlvǝbakǝs (Leopoldsburg) | Een bij elkaar passend stel schaven waarvan de ene een half- of kwartcirkelvormig bol profiel schaaft en de andere het daarbij passende holle profiel. Beide schaven van het paar kunnen gemonteerd worden op de stelbouten van een veerploeg. Zie ook afb. 47. De nootschaaf wordt gebruikt om twee houtdelen zodanig te bewerken dat het ene gedeelte sluit in het andere, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij dubbele balkon- en verandadeuren en dubbele draairamen. Zie ook het lemma ɛstopnaaldɛ en de daarbij behorende afbeelding 58b-c in wld II.9, pag. 128-129.' [N 53, 71a] II-12 |
21348 | nors | zuur: zuur (Leopoldsburg) | onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1 |
21706 | notulen | notulen: notulen (Leopoldsburg) | het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)] III-3-1 |