19299 |
nutteloze arbeid verrichten |
bezig houden:
bezig houden (K317p Leopoldsburg)
|
nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nilóͅs (K317p Leopoldsburg),
nilôs (K317p Leopoldsburg),
nylonkous:
nilóͅkes (K317p Leopoldsburg)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ongerief (K317p Leopoldsburg)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
beetje:
bijəkə (K317p Leopoldsburg),
eventjes:
eͅfkəs (K317p Leopoldsburg)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (K317p Leopoldsburg)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
olie:
ôôlie (K317p Leopoldsburg)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17916 |
omarmen |
vastpakken:
vast pakkə (K317p Leopoldsburg)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
afmākę (K317p Leopoldsburg)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
17850 |
omhooggaan |
naar boven gaan:
nə bovə gaon (K317p Leopoldsburg)
|
rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluif:
slø̜̄ǝf (K317p Leopoldsburg)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|