e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondereinde van de stam voet: voet (Leopoldsburg) Hoe noemt u: het dikke uiteinde van de stam (onderaan) [N 75 (1975)] III-4-3
ondergoed ondergoed: oͅnərgut (Leopoldsburg) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronder, woeler wroeter: vrȳtǝr (Leopoldsburg) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhandelen marchanderen (<fr.): Van Dale: marchanderen (&lt;Fr.), dingen; loven en bieden, pingelen.  marchanderen (Leopoldsburg) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
onderhemd hemd: øm (Leopoldsburg) onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk combinaison (fr.): &lt;Fr. combinaison  komənəzóͅ (Leopoldsburg), combinaison  koͅmənəso͂ͅ (Leopoldsburg) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkussen, peluw traversin (fr.): travèrsèè (Leopoldsburg) Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)] III-2-1
onderlip onderlip: oͅndərlep (Leopoldsburg) onderlip [N 10b (1961)] III-1-1
ondermuts ondermuts: oͅndərmøts (Leopoldsburg) mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)] III-1-3
onderploegen onderploegen: ǫndǝr[ploegen] (Leopoldsburg) In dit lemma zijn de benamingen verzameld voor het onder de grond werken van mest bij het ploegen van de zaaivoor en voor het onder- of omploegen van een mislukt gewas of een gewas dat als mest moet dienen, voorzover dat niet gedaan wordt op de ondiepe wijze, bedoeld in het vorige lemma. Termen als akkeren, diep ploegen, diep bouwen en voorgoed omdoen, die niet op het onderploegen van mest als zodanig wijzen, maar op de manier van ploegen waarbij dit gebeurt, zijn opgenomen in het lemma zaaivoren ca. [JG 1a + 1b; JG 2c; N 11, 44; N P, 14] I-1