e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinkelhoutje kiskas: kiskas (Leopoldsburg), nə kiskas (Leopoldsburg) Het kleine stokje dat wegvliegt [kal, kis, giet, goes, goers, hil]. [N 88 (1982)] || Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)] III-3-2
pinstokken (voor de slee) pikken: pekə (Leopoldsburg) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pioen pinksterroos: 2x  pinksterroos (Leopoldsburg), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pinksterroeës (Leopoldsburg), pioen: -  pioen (Leopoldsburg), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioen (Leopoldsburg), potroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  potroeës (Leopoldsburg), sinksbloem: -  sinksblom (Leopoldsburg), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  sinksbloem (Leopoldsburg) Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1
pit van een steenvrucht pit: pit (Leopoldsburg) kern [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit kern: keənə (pl) (Leopoldsburg), kɛ.nə (pl) (Leopoldsburg), pit: pit (Leopoldsburg, ... ) [RND 07] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] I-7
plankmis henk: henk (Leopoldsburg) De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)] III-3-2
plas of meertje midden in de hei ven: vęn (Leopoldsburg) N 27, 23a vroeg naar ''plas of meertje midden in de hei''; I, 19 vroeg naar ''plassen, gevormd na afgraving van de turf''; 11, 10 vroeg naar ''watergat, veenkuil'' en II, 11 naar een ''plas, vooral een halfdichtgegroeide veenplas''. Al deze vragen zijn in dit lemma versmolten. [N 27, 23a; I, 19; II, 10; II, 11] II-4
plassen (met water) pletseren: pleͅstərə (Leopoldsburg) knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)] III-1-2
plattebuiskachel leuvense stoof: leuvensə stoof (Leopoldsburg) Lange kookkachel met langwerpige platte buis en zichtbare pot (boerenkachel, leuvense kachel, platte buis (kachel) [N 79 (1979)] III-2-1
plensbui, zware bui bijs: əm beͅs/ə—zəkə (v) (Leopoldsburg) zware plensbui [zeng, schoer, sjoel, goersj] [N 22 (1963)] III-4-4