19433 |
ramen lappen |
kuisen:
kèùsə (K317p Leopoldsburg)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelaar (K317p Leopoldsburg)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18413 |
rand van een hoed |
rand:
rand (K317p Leopoldsburg)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33827 |
rank paard |
(een) luxe:
lyks (K317p Leopoldsburg)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|
20515 |
ranzig |
ranzig:
ranzig (K317p Leopoldsburg)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāǝpǝ (K317p Leopoldsburg)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspə (K317p Leopoldsburg)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
31882 |
raspen, grof vijlen |
raspen:
raspǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.]
II-12
|
31424 |
ratelbooromslag |
racagnac:
rakǝnjak (K317p Leopoldsburg),
ratelzwong:
rātǝlzwǫŋ (K317p Leopoldsburg)
|
Booromslag die na een halve draai teruggedraaid kan worden zonder dat het boorijzer meedraait. In de boorhouder is daartoe een tandwieltje aangebracht, dat tijdens het boren een ratelend geluid maakt. De ratelbooromslag wordt gebruikt op plaatsen, waar het niet mogelijk is de zwengel volledig rond te draaien, bijvoorbeeld in hoeken. Zie ook afb. 82. [N 53, 161c; N 53, 173a]
II-12
|
20529 |
rauw |
rauw:
rauw (K317p Leopoldsburg),
rouw vliesch (K317p Leopoldsburg)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] || rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|