22338 |
ravotten |
ravotten:
ravotten (K317p Leopoldsburg)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
tieren:
tieren (K317p Leopoldsburg)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
razend:
razend (K317p Leopoldsburg)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21720 |
rechtspreken |
rechtspreken:
rechtspreken (K317p Leopoldsburg)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17616 |
rechtstaande oren |
flappen:
flappen (K317p Leopoldsburg)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtvaardig (K317p Leopoldsburg)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18716 |
redingote? |
raglan:
getailleerde soldatenmantel
rəolägoͅ (K317p Leopoldsburg)
|
riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30179 |
regels |
richels:
rexǝls (K317p Leopoldsburg)
|
De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
regen.
régə (K317p Leopoldsburg)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
regenboog (m).
nə règəmbóx/ə—skə/—gə (K317p Leopoldsburg)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|