e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaafspie spie/spij: spi (Leopoldsburg), spęj (Leopoldsburg) De houten spie waarmee schaafbeitel en keerbeitel in het houten schaafblok worden vastgeklemd. Zie ook afb. 31e. [N 53, 54h; monogr.] II-12
schaafstreek streek: strēk (Leopoldsburg) Een strijkende beweging met de schaaf over het hout. [N 53, 121] II-12
schaafzool zool: zōl (Leopoldsburg) De onderzijde van een houtschaaf. Afhankelijk van het soort schaaf en de werkzaamheden die ermee moeten worden uitgevoerd, is de zool vlak, bol, hol of geprofileerd. Zie ook afb. 31b. [N 53, 54a; monogr.] II-12
schaapherder schaapherder: sxǭphęrdǝr (Leopoldsburg), schaper: sxāǝpǝr (Leopoldsburg), scheper: sxēpǝr (Leopoldsburg) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.] I-6
schaapsruif reep: rēp (Leopoldsburg) Het samenstel van latten, in schuine stand tegen de wand aangebracht, waaruit de schapen het hooi kunnen eten. Zie ook de toelichting bij de lemmata "ruif voor de koeien" (2.2.19) en "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 45b; R 14, 23n; monogr.] I-6
schaats schaverdijn: schofferdijnen (Leopoldsburg) Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] III-3-2
schaatsen schaverdijnen: schaverdijnen (Leopoldsburg) Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schaduw, lommer lommer: lŏĕmmər (Leopoldsburg) schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaften schaften: schaften (Leopoldsburg) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] III-3-1
schafttijd schofttijd: sxoftɛt (Leopoldsburg) schafttijd [RND] III-3-1