e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoeisel t leer]: futXətø͂ͅX (Leopoldsburg), voetgetuig (Leopoldsburg) schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: algemeen schoen: schoen (Leopoldsburg), sXun (Leopoldsburg) schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenen poetsen blinken: blinkə (Leopoldsburg, ... ) Schoenen poetsen (kuisen, poetsen, blinken, wieksen) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1
schoenlepel aantrekker: aontrekker (Leopoldsburg), ōͅntrekər (Leopoldsburg) schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)] III-1-3
schoensmeer blink: blink (Leopoldsburg, ... ) Smeersel om het leer van schoenen op kleur en soepel te houden (blink, wieks, creme, schoenpoets) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1
schoenveter nestel: nestel (Leopoldsburg), neͅstəl (Leopoldsburg) schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3
schokschouderen de schouders omhooghalen: zen schaawers omhoeëchhoale (Leopoldsburg) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schommel touter: [sic]  nə ty(3)̄əteͅr (Leopoldsburg), zwier: zwier (Leopoldsburg), ən zwīər (Leopoldsburg) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] III-3-2
schommelen zwieren: zwieren (Leopoldsburg) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: tsxol (Leopoldsburg) school [RND] III-3-1