17719 |
sperma |
sperma:
spèrma (K317p Leopoldsburg)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20535 |
spetteren |
spetteren:
spēttərə (K317p Leopoldsburg)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
beitel:
beitel (K317p Leopoldsburg),
spie/spij:
spi (K317p Leopoldsburg)
|
Houten of metalen wig die tijdens het zagen in de zaagsnede werd ingedreven om klemmen van de zaag of verkeerd vallen van de boom te voorkomen. [N 50, 11b; N 75, 121d]
II-12
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
spiertje trekken (K317p Leopoldsburg)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
haagje piep doen:
hoͅ:chskə pi.p du.n (K317p Leopoldsburg),
haarpiep:
[sic]: geraakt in onbruik, kinderen doen het omzeggens niet meer
haarpiep (K317p Leopoldsburg)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nǭgǝlǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
31967 |
spijkers doorknippen |
doorpitsen:
dø̄petsǝ (K317p Leopoldsburg),
overpitsen:
ōvǝrpetsǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Spijkers met behulp van de nijptang af- of doorknippen. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154b]
II-12
|
31966 |
spijkers uittrekken |
uithalen:
ø̜jthǭlǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Spijkers met behulp van de nijptang, de spijkertrekker of de klauwhamer uit het hout trekken. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154a]
II-12
|
30860 |
spijkertrekker |
koeienvoet:
kujǝvut (K317p Leopoldsburg),
koevoet:
kujvut (K317p Leopoldsburg),
krammetjeshaakje:
kramǝkǝshǫkskǝ (K317p Leopoldsburg)
|
De algemene benaming voor verschillende soorten metalen werktuigen met klauwvormige bek waarmee spijkers e.d. kunnen worden uitgetrokken. Zie ook afb. 96. De benamingen koevoet e.d., breekijzer en sloopijzer duiden een ijzeren hefboom van 90 tot 120 cm lang aan, die van onderen eindigt in een schuinstaande, gespleten klauw. Het werktuig wordt onder meer gebruikt bij sloopwerk en om spijkers uit te trekken. Zie ook het lemma ɛkoevoet, hefboomɛ in Wld II.11, pag. 8.' [N 53, 140-141; monogr.]
II-12
|
24379 |
spin |
kamerspin:
kōͅmərspen (K317p Leopoldsburg),
spin:
spen (K317p Leopoldsburg),
spen, spenəkə (K317p Leopoldsburg)
|
huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [RND] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|