e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sperma sperma: spèrma (Leopoldsburg) Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)] III-1-1
spetteren spetteren: spēttərə (Leopoldsburg) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie beitel: beitel (Leopoldsburg), spie/spij: spi (Leopoldsburg) Houten of metalen wig die tijdens het zagen in de zaagsnede werd ingedreven om klemmen van de zaag of verkeerd vallen van de boom te voorkomen. [N 50, 11b; N 75, 121d] II-12
spiertje trekken spiertje trekken: spiertje trekken (Leopoldsburg) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] III-3-2
spijbelen haagje piep doen: hoͅ:chskə pi.p du.n (Leopoldsburg), haarpiep: [sic]: geraakt in onbruik, kinderen doen het omzeggens niet meer  haarpiep (Leopoldsburg) Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] III-3-1
spijkeren nagelen: nǭgǝlǝ (Leopoldsburg) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spijkers doorknippen doorpitsen: dø̄petsǝ (Leopoldsburg), overpitsen: ōvǝrpetsǝ (Leopoldsburg) Spijkers met behulp van de nijptang af- of doorknippen. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154b] II-12
spijkers uittrekken uithalen: ø̜jthǭlǝ (Leopoldsburg) Spijkers met behulp van de nijptang, de spijkertrekker of de klauwhamer uit het hout trekken. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154a] II-12
spijkertrekker koeienvoet: kujǝvut (Leopoldsburg), koevoet: kujvut (Leopoldsburg), krammetjeshaakje: kramǝkǝshǫkskǝ (Leopoldsburg) De algemene benaming voor verschillende soorten metalen werktuigen met klauwvormige bek waarmee spijkers e.d. kunnen worden uitgetrokken. Zie ook afb. 96. De benamingen koevoet e.d., breekijzer en sloopijzer duiden een ijzeren hefboom van 90 tot 120 cm lang aan, die van onderen eindigt in een schuinstaande, gespleten klauw. Het werktuig wordt onder meer gebruikt bij sloopwerk en om spijkers uit te trekken. Zie ook het lemma ɛkoevoet, hefboomɛ in Wld II.11, pag. 8.' [N 53, 140-141; monogr.] II-12
spin kamerspin: kōͅmərspen (Leopoldsburg), spin: spen (Leopoldsburg), spen, spenəkə (Leopoldsburg) huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [RND] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)] III-4-2