e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikerklontje klotje: klətjə (Leopoldsburg) klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] III-2-3
suizen van de oren fluiten: men oeëre fluite (Leopoldsburg) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen sukkelen: sukkələ (Leopoldsburg, ... ) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] || Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
syfilis druiper: drèùpər (Leopoldsburg) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
taal taal: taal (Leopoldsburg) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
tafel tafel: tāfəl (Leopoldsburg) een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] III-2-1
tafelhoekklos, wervel bladklem: blatklɛm (Leopoldsburg), tafelklos: tǭfǝlklǫs (Leopoldsburg) Houten blokje dat meestal op de vier hoeken bij de tafelpoten onder het tafelblad wordt bevestigd. Het dient om de tafel een grotere stevigheid te geven en voorkomt dat het hout van het blad nog kan gaan werken. Zie ook afb. 175. [N 53, 219; N 56, 158c] II-12
tak (alg.) tak: takken (Leopoldsburg) Hoe noemt u: twee- en meerjarige twijgen (takken) [N 75 (1975)] III-4-3
tak van een geslacht familie: familie (Leopoldsburg) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
takkenbos, bussel hout mutsaard: mutsert (Leopoldsburg), mutser: (m.). verkleinw.: {n\\m[ts\\r\\, ~k\\} meerv.: {n\\m[ts\\rs}.  nəmøtsər}* (Leopoldsburg) Hoe noemt u: een takkenbos (mijt, kwazen, mutsert, enz.?) [N 75 (1975)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7