18113 |
blaar |
blaas:
blāəs (K317p Leopoldsburg),
blein:
blē.n (K317p Leopoldsburg),
bléén (K317p Leopoldsburg),
blɛəjn (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg)
|
blaar [ZND A2 (1940sq)] || Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] || een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] || een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
18096 |
blaasontsteking |
ontsteking:
ontsteeking (K317p Leopoldsburg)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24469 |
blad (alg.) |
loofblad:
loofblad (K317p Leopoldsburg),
loofboomblad
loofblad (K317p Leopoldsburg)
|
blad ve plant [N 75 (1975)] || Hoe noemt u: het blad van een loofboom [N 75 (1975)]
III-4-3
|
19402 |
blad van een lepel |
lepel:
leepəl (K317p Leopoldsburg)
|
Het holle gedeelte van een lepel waarin het eten wordt opgeschept (lepel, holte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (K317p Leopoldsburg),
bladeren:
blārǝ(n) (K317p Leopoldsburg)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24827 |
bladknop |
binnenoog:
binnenoog (K317p Leopoldsburg),
bot:
bot (K317p Leopoldsburg),
buitenoog:
buitenoog (K317p Leopoldsburg),
oog:
oog (K317p Leopoldsburg),
slapend oog:
slapend oog (K317p Leopoldsburg)
|
Hoe noemt u: de bladknoppen waaruit de scheuten of loten tevoorschijn komen (oog, bot, kop?) [N 75 (1975)] || Hoe noemt u: de verschillende ogensoorten (buitenoog, binnenoog, slapend oog, eindoog = eindbot?) [N 75 (1975)]
III-4-3
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
cichorei:
Voor de plant.
chicoreiaaj (K317p Leopoldsburg),
suikerij:
suikery(3)̄ (K317p Leopoldsburg),
-
suikerij (K317p Leopoldsburg)
|
paardebloem [ZND 15 (1930)] || paardebloem, bladrozet van
III-4-3
|
21835 |
bladzijde |
bladzijde:
bladzijde (K317p Leopoldsburg)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
29838 |
blaren |
afblotten:
blǫt˱ af (K317p Leopoldsburg),
in blazen trekken:
en blǭzǝ trękǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.]
II-9
|
29612 |
blauwe klei |
leem:
liǝm (K317p Leopoldsburg)
|
De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44]
I-8
|