e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterblaas waterblaas: wǫtǝrblǭs (Leopoldsburg) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdamp, wasem domp: duəmp (Leopoldsburg) damp [ZND 33 (1940)] III-2-1
waterdichte laars bot: bot (Leopoldsburg), boͅt (Leopoldsburg) laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterdorpel dorpel: dø̜rpǝl (Leopoldsburg), dǭǝrpǝr (Leopoldsburg) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
waterige kost zwadder: zwaddər (Leopoldsburg) slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3
waterleiding waterleiding: waterleiding (Leopoldsburg) het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)] III-3-1
waterloot waterscheut: waterscheut (Leopoldsburg), wortelopslag: wortelopslag (Leopoldsburg) Hoe noemt u: de door het uitbotten van de slapende ogen aan de stoven en wortels ontstane loten (stronkuitslag, wortelbroed, wortelopslag, wortelloot, (wortel)uitloper, onderslag, uitschieteling?) [N 75 (1975)] || Hoe noemt u: het eerste lot na velling van stam of hakhout (waterlot, waterscheut?) [N 75 (1975)] III-4-3
waterlossing zouw: (mv.)  zǭwǝ (Leopoldsburg) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
waterpas pas: pas (Leopoldsburg) Meetwerktuig, bestaande uit een houten of metalen lat waarin één of meer glazen buisjes zijn aangebracht, die gevuld zijn met een vloeistof waarin een kleine luchtbel aanwezig is. Met de waterpas kan gecontroleerd worden of een vlak horizontaal of verticaal is. Zie ook afb. 112 en het lemma ɛwaterpasɛ in Wld II.9, pag. 59-60 en Wld II.11, pag. 63. Werken met de waterpas werd in Dilsen (L 421) richten (rextǝ) genoemd. Het woordtype zetwaag, dat werd opgegeven door een wagenmaker uit Eygelshoven (Q 119), duidt een speciaal soort waterpas aan. Het werktuig bestond uit een rechthoekige houten plank waarin aan de bovenkant een haakje werd geslagen waaraan een touwtje met aan de onderzijde een gewichtje werd gehangen. In de plank, loodrecht onder het haakje, was een loodlijn gekerfd. Als men wilde controleren of een voorwerp waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was het voorwerp niet horizontaal. Zie ook het lemma ɛloodplankɛ in Wld II.9, pag. 59 en de daarbij behorende afbeelding 30.' [N 53, 195] II-12
waterpokken windpokken: windpokkə (Leopoldsburg) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)] III-1-2