22412 |
wielerwedstrijd |
koers:
koers (K317p Leopoldsburg)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33461 |
wigvormig sluithout |
wig:
wex (K317p Leopoldsburg)
|
Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46]
I-6
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
cape (eng.):
cape (K317p Leopoldsburg)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23295 |
wijden |
wijden:
wēͅ.jə (K317p Leopoldsburg),
wēͅjə (K317p Leopoldsburg)
|
Wijden. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wèèn (K317p Leopoldsburg)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
19281 |
wijs |
wijs:
wijs (K317p Leopoldsburg)
|
veel wetend, veel geleerd, veel in zich hebbend [wijs, kloek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
wijsvinger (K317p Leopoldsburg)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
vreemde koe:
vrɛmdǝ [koe] (K317p Leopoldsburg)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
meiroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
meiroues (K317p Leopoldsburg),
wild roosje:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wilde roo-oesjes (K317p Leopoldsburg),
wilde roos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wilde roe-wes (K317p Leopoldsburg),
wilde roos (K317p Leopoldsburg),
wilde rozelaar:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wilde rōu̯əzəlōr (K317p Leopoldsburg)
|
egelantier [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
32859 |
wilde zuring |
wilde surkel:
weldǝ syǝrkǝl (K317p Leopoldsburg)
|
Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.]
I-3
|