32455 |
zoolbeslag |
klompzool:
klǫmp˲zōǝl (K317p Leopoldsburg)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
19233 |
zorgen voor |
opletten:
opletten (K317p Leopoldsburg)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19222 |
zuchten |
blazen:
bloaze (K317p Leopoldsburg)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20286 |
zuigfles |
tutterfles:
cf. VD s.v. "tutter"(gew. fopspeen cf. WNT s.v. "tutteren (I)"; samenst. tutterfles (CV.)
tutterfles (K317p Leopoldsburg)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
profijtelijk:
profijtelijk (K317p Leopoldsburg)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20518 |
zure haring |
rolmops:
rolmops (K317p Leopoldsburg)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33618 |
zuring, groente |
surkel:
surkel (K317p Leopoldsburg)
|
I-7
|
20541 |
zuurdesem |
desem:
dézem (K317p Leopoldsburg)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
choucroute (fr.):
soukrout (K317p Leopoldsburg),
zuurmoes:
zuurmoes (K317p Leopoldsburg)
|
zuurkool [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
17883 |
zwaaien |
zwaaien:
zwaojə (K317p Leopoldsburg)
|
Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|