18620 |
gebreide wollen muts |
breimuts:
brämøts (K317p Leopoldsburg)
|
vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18144 |
gebrekkig |
gebrekkig:
gebrekeg (K317p Leopoldsburg)
|
ze is lam [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
21320 |
gebrekkig spreken |
hakkelen:
hakkelen (K317p Leopoldsburg)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22436 |
gebruik |
gewoonte:
gewoonte (K317p Leopoldsburg)
|
Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22437 |
gebruiken met driekoningen |
driekoningen zingen:
zingen (K317p Leopoldsburg)
|
De naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21492 |
geburen |
geburen:
geburen (K317p Leopoldsburg)
|
alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31794 |
gecenterd zaagwerk |
toerwerk:
tūrwęjrk (K317p Leopoldsburg)
|
Werk dat rond uitgezaagd is, bijvoorbeeld een rond tafelblad. [N 53, 33c]
II-12
|
31878 |
gecombineerde houtbewerkingsmachine |
combinée:
kǫmbinē (K317p Leopoldsburg)
|
Houtbewerkingsmachine waarmee men kan vlakschaven, op dikte schaven, boren en zagen. Een dergelijke machine wordt vooral in grotere houtbewerkende bedrijven gebruikt. [N 53, 87; monogr.]
II-12
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
gedenken:
gedenken (K317p Leopoldsburg)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17546 |
gedrongen postuur |
kort gewrongen:
kət gəwroͅŋə (K317p Leopoldsburg)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|