19256 |
gedupeerd |
gezien:
gezien (K317p Leopoldsburg)
|
veel nadeel of hinder van een of andere daad of woorden ondervindend [gezien, geleverd, gepluimd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gewillig:
gewillig (K317p Leopoldsburg)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel, het -:
hət geel (K317p Leopoldsburg)
|
Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21586 |
geen ... waard |
geen pens waard:
gine pens werd (K317p Leopoldsburg),
geen vets waard:
geen vets waard (K317p Leopoldsburg),
niks boutique:
vroeger veel gebruikt
niks pətik (K317p Leopoldsburg)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
19280 |
geen rust hebben |
ongedurig zijn:
ongedurig zijn (K317p Leopoldsburg)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32746 |
geerakker |
kortvoren:
kǫrt˲vōrǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
18832 |
geestig |
plezante, een -:
plezante (K317p Leopoldsburg)
|
met fijnzinnige humor [koel, gevat, geestig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
goape (K317p Leopoldsburg),
NB gaapstok: iemand die iets lang onbeweeglijk kan gadeslaan.
gāpə (K317p Leopoldsburg),
geeuwen:
gīəwe (K317p Leopoldsburg)
|
gapen [N 10 (1961)] || geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18964 |
geheimzinnig |
geheimzinnig:
geheimzinnig (K317p Leopoldsburg)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
geheugen (K317p Leopoldsburg)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|