24152 |
gele kwikstaart |
koehoedertje:
koehoedertje (K317p Leopoldsburg),
kwikstaart:
kwikstaart (K317p Leopoldsburg)
|
kwikstaart, geel (Motacilla flava flava L.) [Lk 04 (1953)] || kwikstaart, gele [G 04 (1974)]
III-4-1
|
31843 |
geleider van de sponningschaaf |
breedteguide:
brijɛtǝgit (K317p Leopoldsburg),
guide:
gīt (K317p Leopoldsburg),
hoogteguide:
høxtǝgit (K317p Leopoldsburg)
|
De smalle, soms verstelbare lat langs de zool van de sponningschaaf, die er voor zorgt dat tijdens het schaven de juiste breedte wordt aangehouden. Soms is er ook aan de zijkant van de sponningschaaf een blokje aangebracht dat er voor zorgt dat tijdens het schaven de juiste diepte wordt aangehouden. Het woordtype hoogteguide uit Leopoldsburg (K 317) verwijst daarnaar. [N 53, 63b]
II-12
|
22334 |
gelijkspelen |
gelijkspelen:
gelijk spelen (K317p Leopoldsburg)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31884 |
gelijkvijlen, gelijkraspen |
effen vijlen:
ɛfǝ vęjlǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Met een houtvijl of houtrasp een werkstuk mooi gelijkmaken, bijvoorbeeld nadat onderdelen daarvan zijn samengevoegd. [N 53, 158c]
II-12
|
19273 |
gelukken |
gelukken:
gelukken (K317p Leopoldsburg)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
geluks vogel (K317p Leopoldsburg)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemakkelijk (K317p Leopoldsburg)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
gemaskeerde:
gemaskeerde (K317p Leopoldsburg),
gemaskerde:
gemaskerde (K317p Leopoldsburg),
gəmaskərdə (K317p Leopoldsburg),
verklede:
veͅrklīədə (K317p Leopoldsburg),
vermomde:
veͅrmūəmdə (K317p Leopoldsburg)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] || Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gəmi[ə}n (K317p Leopoldsburg),
gəmiən (K317p Leopoldsburg),
laag:
laag (K317p Leopoldsburg)
|
gemeen [ZND A2 (1940sq)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentelasten:
gemeentelasten (K317p Leopoldsburg)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|