21712 |
gemeenteheide |
heitje:
heike (K317p Leopoldsburg)
|
de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
secretaris (K317p Leopoldsburg)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
heks:
heks (K317p Leopoldsburg)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
cf. VD s.v. "I. gemoed"1. het binnenste van de mens als zetel van zijn geestelijk gevoel, zijn neigingen, hartstochten en stemmingen
gemoed (K317p Leopoldsburg)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
genezen:
gənézə (K317p Leopoldsburg)
|
Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18817 |
genoegen (doen) |
content:
kontent (K317p Leopoldsburg)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
winning:
weneŋ (K317p Leopoldsburg)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
18939 |
gereed |
af:
af (K317p Leopoldsburg),
klaar:
klēr (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg)
|
klaar [ZND A2 (1940sq)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32001 |
gereedschapsgleuf |
bak:
bak (K317p Leopoldsburg)
|
De gleuf aan de achterkant van het werkbankblad, waarin gereedschap kan worden gelegd. Zie ook afb. 113. [N 53, 208b; monogr.]
II-12
|
18312 |
geruite jurk |
carreaukleed (<fr.):
karooklieəd (K317p Leopoldsburg),
karôkliət (K317p Leopoldsburg)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|