18828 |
getob; tobben |
gesukkel:
gesukkel (K317p Leopoldsburg)
|
het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətráádə vráá (K317p Leopoldsburg)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuige (K317p Leopoldsburg)
|
iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getuige zijn (K317p Leopoldsburg)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21725 |
getuigenis |
getuigenis:
getuigenis (K317p Leopoldsburg)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33388 |
getuigrek |
knuppel:
knøpǝl (K317p Leopoldsburg)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
21322 |
gevangenis |
cachot (<fr.):
Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.
cachot (K317p Leopoldsburg)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gəvuulig zen (K317p Leopoldsburg)
|
Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
harde, een - (zn.):
nən hardə (K317p Leopoldsburg)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21439 |
geweer |
geweer:
geweer (K317p Leopoldsburg)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|