e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

Gevonden: 3307
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haasje-over bokspringen: bokspringen (Leopoldsburg) Het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag]. [N 88 (1982)] III-3-2
haastig gepresseerd: gəprəseerd (Leopoldsburg), haastig: haastig (Leopoldsburg, ... ), haostəg (Leopoldsburg), “ \\ gelijk op eng. u in buzzing  øəstəg (Leopoldsburg) Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)] || haastig [ZND 26 (1937)] || in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)] || vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)] III-1-4
hagelen hagelen: hauglən (Leopoldsburg), hāəgələ (Leopoldsburg) hagelen [ZND 26 (1937)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelbolletje: hagelbolleke.  ənoͅgəlboͅləkəl—s (Leopoldsburg) hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel (mv.) hagelsteen: haogelsteenen (Leopoldsburg) hagelsteen, zo dik als ... [ZND 26 (1937)] III-4-4
hagelx hagel: haogel (Leopoldsburg), hāəgəl (Leopoldsburg) hagel [ZND 26 (1937)] III-4-4
hagen hagen: hāgǝ (Leopoldsburg), āǝgǝ (Leopoldsburg) De vormelingen opstapelen op het hagebed. De stenen worden daartoe schuin en kruisgewijs op hun kant gezet, kop op kop. Op deze wijze kan de wind gemakkelijk tussen de openingen spelen en het droogproces versnellen (Schuddinck, pag. 102). De woordtypen vlaggen (P 48) en hallen (L 315, L 355) duiden waarschijnlijk het stapelen van stenen onder rietmatten of in een haaghut aan. Zie ook het lemma ɛrietmattenɛ.' [N 98, 101; N 98, 106; L 1a-m; L 26, 10; S 12; monogr.; N 98, 101 add.] II-8
hak talon: talǫn (Leopoldsburg) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] II-10
hak van een schoen achterlap: achterlap (Leopoldsburg), talon (fr.): tallon (Leopoldsburg), talon (Leopoldsburg), taloͅn (Leopoldsburg), zool: zoël (Leopoldsburg) hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] || hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] III-1-3
haken crocheteren (<fr.): krochətéərə (Leopoldsburg) Manier van handwerken waarbij met een metalen pen met een weerhaak een lussenweefsel wordt vervaardigd (haken, crocheteren, stroppen) [N 79 (1979)] III-1-3