e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289b plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steigertouw steigerstrop: stęjgǝrstrǫp (Leuken  [(id)]  ) Het touw waarmee de aanbinder aan de staanders wordt vastgebonden. Steigertouwen zijn vervaardigd van hennep of van vezelmateriaal van gelijke sterkte, zijn minimaal 5 m lang en hebben een doorsnede van minimaal 1 cm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2c; monogr.] II-9
steigervloer eerste/tweede steiger: [eerste/tweede steiger] (Leuken) De uit steigerplanken samengestelde vloer waarop de metselaar staat. De woordtypen 'steiger' en 'stelling' zijn in dit lemma opgenomen omdat de invullers deze woorden ook gebruikten in de betekenis ...stellingvloerø̄. Doorgaans werd er aan het woord 'eerste', 'tweede', 'derde', etc. toegevoegd om de verschillende verdiepingen aan te duiden. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3e; monogr.] II-9
stelknop schroef: sxruf (Leuken) Houten schroef aan de voorzijde in het blad van de driepoot van het spinnewiel die dient om de spanning van de snaar te regelen. [N 34, B10] II-7
stenen omheining schutting: sxøͅteŋ (Leuken) schutting III-2-1
sterke trasmortel tras: tras (Leuken) Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b] II-9
sterven afpikken: aafpikke (Leuken), doodgaan: doad gaon (Leuken), kapotgaan: kǝpot˲gǭn (Leuken), sterven: stêrreve (Leuken) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || doodgaan, iets opgeven || sterven || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2
sterven van een plant pissen: pissen (Leuken) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
steunklos steigerklos: [steiger]klǫs (Leuken) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stiefmoeder stiefmoeder: Ospel  steegmoôder (Leuken) stiefmoeder III-2-2
stiefouders stiefouders: Ospel  steegaojers (Leuken) stiefouders III-2-2