e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289b plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tepel van een geit deem: dēm (Leuken) [L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.] I-12
tepel, tet tepel: tēpǝl (Leuken) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
theelepeltje eierlepel: eierlepel (Leuken), theelepeltje: tiélepelke (Leuken) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1
theepot theepot: tiépot (Leuken) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
theezeefje zijertje: zei̯ərkə (Leuken) zeefje III-2-1
thuis aan huis: ān hū.s (Leuken, ... ), thuis: tū.s (Leuken) thuis III-2-1
tien-guldenstuk gouden tientje: gouwe tientje (Leuken) tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
tieretein tieretein: tērtɛj (Leuken) Geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag (Van Dale, pag. 2912). [N 62, 98; N 62, 93a; N 62, 97; MW; monogr.] II-7
tjiftjaf ovenmannetje: oeëvemen’ke (Leuken) tjiftjaf III-4-1
tochtig rits: rets (Leuken, ... ) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12