34274 |
vetmesten |
masten:
mastǝ (L289b Leuken)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
20574 |
vieruursboterham |
drinkenstijd:
drînkestiêt (L289b Leuken)
|
koffiemaaltijd om drie uur s¯middags
III-2-3
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
gouden vijfje:
gouwe viefke (L289b Leuken)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L289b Leuken, ...
L289b Leuken)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.] || In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-11, II-12
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vīlǝ (L289b Leuken)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|
24748 |
vingerhoedskruid |
koemuilen:
kowmoêle (L289b Leuken),
vingertuiten:
vîngertoête (L289b Leuken)
|
vingerhoedskruid
III-4-3
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
fikken:
fikke (L289b Leuken),
tien geboden:
de teen geboje (L289b Leuken)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
bokvink:
bókvînk (L289b Leuken),
vink:
vînk (L289b Leuken)
|
vink
III-4-1
|
19745 |
viooltje |
viool:
fiejoeël (L289b Leuken)
|
I-7
|