20670 |
broodpap |
botermelk met brood:
Syst. WBD
botermelk mèt broad (L289b Leuken),
brokkelpap:
Verklw. brokkelpepke
brokkelpap (L289b Leuken)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] || zwartbrood, gebrokkeld in botermelk
III-2-3
|
25617 |
broodrek |
broodplank:
broodplank (L289b Leuken)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broêt (L289b Leuken)
|
bruid
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broêdegóm (L289b Leuken)
|
bruidegom
III-2-2
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidje:
in het wit gekleed meisje bij huwelijk of processie
bruûtje (L289b Leuken)
|
bruidje
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broêleft (L289b Leuken)
|
bruiloft
III-2-2
|
32481 |
buffwis |
buff:
bøf (L289b Leuken),
buffhout:
bøfhǫwt (L289b Leuken),
buffwis:
bøfwes (L289b Leuken)
|
De gekookte en daarna ontschorste wis. [N 40, 3; monogr.]
II-12
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
(meervoud: beeze; verkleinwoord: beeske).
bees (L289b Leuken),
boes:
ps. blz. 69 van deel 2 (N-W).
boes (L289b Leuken)
|
bui, regenbui
III-4-4
|
18139 |
buil op het hoofd |
bluts:
bluts (L289b Leuken)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
varkensstaldeurtje:
vɛrǝkǝsstaldø̄rkǝ (L289b Leuken)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|