33411 |
kippenren |
hennenkooi:
henǝkǫai̯ (L289b Leuken)
|
De met gaas omheinde buitenruimte, die aan het kippenhok grenst of er anderszins mee in verbinding staat en waarin de kippen overdag rondlopen. Het woord bout in Hoeselt (Q 77) is te beschouwen als een ontlening uit het Waalse bèr√¥dî, daar ontstaan uit * bèh√¥rdi, dat weer ontleend en afgeleid is uit Nl. behorden, "met een horde omheinen"; vgl. Haust, D L, s.v. bèr√¥dî. [N 19, 34; A 10, 9h; A 48, 16b; monogr.]
I-6
|
33410 |
kippenuitgang |
schuif:
sxȳf (L289b Leuken)
|
De opening in de muur of in de deur van het kippenhok waardoor de kippen naar buiten en naar binnen kunnen gaan. In de gecombineerde woord- en klankkaart worden niet alleen de drie hoofdtermen, kot, gat en lok, in kaart gebracht, maar ook is ook aangegeven waar de klinkers van deze drie termen zich verlengen tot resp. koot, gaat en look. [N 5A, 63e; A 48, 17d]
I-6
|
18000 |
kippenvel |
hoenderhuid:
hoonderhoet (L289b Leuken)
|
kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22324 |
kiskassen |
schuifelen:
schufele (L289b Leuken)
|
Scheren met kleine steentjes over het water. [N 37 (1971)]
III-3-2
|
25563 |
klaar om gebakken te worden |
goed gegangen:
gōt gǝgaŋǝ (L289b Leuken)
|
Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a]
II-1
|
24185 |
klapekster |
houwegerst:
houw’aegerst (L289b Leuken)
|
klapekster
III-4-1
|
24858 |
klaproos |
klaproos:
klaproeës (L289b Leuken),
slaapkopje:
slaopköpke (L289b Leuken)
|
klaproos
III-4-3
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klēi̯ǝ (L289b Leuken)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
24867 |
klaverzuring |
hazeklee:
haazeklieë (L289b Leuken)
|
klaverzuring
III-4-3
|
24576 |
kleefkruid |
weerkruid:
wer-kroêt (L289b Leuken)
|
kleefkruid
III-4-3
|