e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koffiedik dras: dras (Leuken) koffiebezinksel III-2-3
koffiepot koffiekan: koffiekan (Leuken), koffiepot: koffiepot (Leuken), trekpot: (voor koffie) \"e\"als in franse père  trekpot (Leuken) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koken (intr.) koken: Weem koeëktj heej: wordt gezegd als iemand aanmerkingen heeft over het eten  koeëke (Leuken) koken III-2-3
koken (tr.) koken: koôke (Leuken) koken III-2-3
kokmeeuw keek: keek (Leuken) kokmeeuw III-4-1
kom kom: kom (Leuken), staar: stā.r (Leuken) aardewerken kom, blauw van kleur en met hoge vorm, met 2 oren voor braadworst of zuurkool || kom III-2-1
komisch komiek: kemiek (Leuken) kluchtig, eigenaardig III-1-4
konijnenjong jong konijntje: joŋ kninkəs (Leuken) konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)] III-2-1
koning koning: kȳǝneŋ (Leuken) De zware staande as die bij de Hollandse molen de drijfkracht van de roeden overbrengt vanaf het aswiel via wieg of bovenbonkelaar en spoorwiel naar de rondsels van de staakijzers. Zie ook afb. 64.23. [N O, 50d; Sche 40; monogr.; A 42A, 14] II-3
koningin moer: mōr (Leuken) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6