e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mierenhoop aamzeikselnest: WLD (met aantekeningen)  a‧omzeikselnéést (Leuken) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mijt mijt: miêt (Leuken) mijt III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Leuken) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mist, nevel (alg.) mot: moêt (Leuken), Nb. "oe"= lange ie.  moet (Leuken), nevel: Opm. is minder dichte mist dan moêt.  naevel (Leuken) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel III-4-4
misten, nevelig zijn dompen: doômpe (Leuken) misten III-4-4
moeder mam: mam (Leuken), moeder: moôder (Leuken) moeder III-2-2
moederkruid knoopjes: knuipkes (Leuken) moederkruid III-4-3
moedig (zijn) kloek: klook (Leuken) moedig III-1-4
moeilijk vooruitkomen voetje voor voetje gaan: veutje veur veutje (Leuken) lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: meute (Leuken), moôte (Leuken) moeite III-1-4