34643 |
rijtuig |
rijtuig:
ritȳx (L289b Leuken)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
21032 |
rijzen |
gaan:
gǭn (L289b Leuken),
rijzen:
rīzǝ (L289b Leuken)
|
[N 29, 25b; monogr.]
II-1
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rizǝ (L289b Leuken)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
liezen:
leeze (L289b Leuken, ...
L289b Leuken)
|
[N Q (1966)]ontdoen, van draden—
I-7
|
24234 |
ringmus |
kransje:
krênske (L289b Leuken),
ringelmus:
rîngelmös (L289b Leuken),
tjefke:
tjefke (L289b Leuken)
|
ringmus
III-4-1
|
32830 |
ringrol, cambridgerol, puntrol |
cambridgewel:
kambretšwɛl (L289b Leuken)
|
Dit lemma bevat benamingen voor a) de landrol die bestaat uit naast elkaar draaiende ringen van dezelfde diameter en met een V-vormige velg, b) de rol die bestaat uit afwisselend naast elkaar staande ringen met een V-vormige velg en ringen met een getande velg, c) de rol waarvan de cylinderomtrek voorzien is van priktanden. Zie afb. 83 en 84. [N 11A, 190; div.]
I-2
|
24449 |
ringrups |
rups:
WLD (met aantekeningen)
roeps (L289b Leuken)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20792 |
rins |
rins:
Rinse boeëter: ranse boter
rins (L289b Leuken)
|
zuur, rans
III-2-3
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
ritnaald:
WLD (met aantekeningen)
ritnaoltj (L289b Leuken)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24317 |
riviergrondel |
zandgeufje:
vanwege "geufje"ondergebracht bij grondeling (is niet modderkruiper!)
zântguuŭĕfke (L289b Leuken)
|
grondeling, modderkruiper
III-4-2
|