30107 |
roetschuif |
roetschuif:
rōtsxȳf (L289b Leuken)
|
Schuifje aan de voet van de schoorsteen waardoor roet naar buiten kan worden gehaald. [N 32, 26c; monogr.]
II-9
|
21095 |
rog |
rog:
vis
rog (L289b Leuken)
|
rog
III-2-3
|
20760 |
roggebrood |
brood:
broeët (L289b Leuken),
pompernikkel:
Druuëge pómpernikkel
pómpernikkel (L289b Leuken),
zwartbrood:
zwertbroeët (L289b Leuken)
|
grof roggebrood || roggebrood
III-2-3
|
19493 |
roken |
roken:
¯n zwaor piêp roûke: ¯n zware pijp roken Vreuger mochte ve neet roûke vuurdet ve geloeëtj haaj (loeëte: dienstplicht)
roûke (L289b Leuken)
|
roken, walmen
III-2-3
|
32940 |
rol gevouwen hooi op de kar |
armvol:
ɛrvǝl (L289b Leuken)
|
De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120]
I-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (L289b Leuken)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
21647 |
rolletje munten |
carotte (fr.):
krot (L289b Leuken)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19921 |
rolluik |
jaloezie:
žalǝzi (L289b Leuken)
|
Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.]
II-9
|
20705 |
rond wittebrood |
mik:
mik (L289b Leuken)
|
rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
34596 |
rongen |
rongen:
roŋǝ (L289b Leuken)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|