e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaterlachen zich bescheuren: zich beschuuëre (Leuken) uitbundig lachen III-1-4
schede schede: schei (Leuken) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
schei schei: sxęi̯ (Leuken) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen schelden: schêldje (Leuken), schobben: schobbe (Leuken), sjamfoeteren: schamfoetere (Leuken), fr. Jean foutre  sjamfoetere (Leuken) schelden III-1-4
schelpkalk schelpkalk: sxɛlǝpkalǝk (Leuken) Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a] II-9
schemeren van de ogen draaien: t dreitj mich veur mien ouge (Leuken) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond avonddonker: aovuntjdônkel (Leuken), uilenvlucht: BNO.  uûlevleûg (Leuken), WB.  uûlevluuëg (Leuken), valavond: (meervoud: valaovundje).  val⁄aovuntj (Leuken) avondschemering, valavond || schemer, halfduister III-4-4
schenen schenen: sxēnǝ (Leuken) Gekliefde en geschaafde wissen. Zij worden vooral gebruikt voor fijn vlechtwerk. Ook de wanden van duivenmanden worden met schenen volgevlochten. [N 40, 85; monogr.] II-12
schenkel, formeel schenkel: sxeŋkǝl (Leuken) Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.] II-9
schenkkan bierkan: beerkan (Leuken), bierkaraf: beerkaraf (Leuken), karaf: karaf (Leuken), kəraf (Leuken) karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || waterkan, glazen wijn- of likeurkan III-2-1