19806 |
spons |
spons:
spo.ns (L289b Leuken)
|
spons
III-2-1
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspōrǝ (L289b Leuken)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
24493 |
sporkehout |
hondshout:
loofboom, gebruikt voor klompepinnetjes
hóngshout (L289b Leuken)
|
vuilboom
III-4-3
|
24248 |
spotvogel |
tekteguut:
tekteguût (L289b Leuken)
|
spotvogel
III-4-1
|
30098 |
spouw |
spouw:
spǫw (L289b Leuken)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|
30099 |
spouwanker |
spouwhaak:
[spouw]hǭk (L289b Leuken
[(id)]
)
|
Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.]
II-9
|
30257 |
spouwlat |
spouwlat:
[spouw]lat (L289b Leuken)
|
Lat die tegen de muurzijde van de stijl wordt geslagen en in de spouw past. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 55, 15; N 32, 11b; monogr.]
II-9
|
30097 |
spouwmuur |
spouwmuur:
spǫw[muur] (L289b Leuken)
|
Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.]
II-9
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprieëft (L289b Leuken)
|
spreeuw
III-4-1
|
34409 |
springlap |
bokkenlapje:
bokǝlɛpkǝ (L289b Leuken)
|
Lap of stuk zakkenstof onder de buik van een mannelijk schaap gebonden. Hierdoor verhindert men dat de bok kan dekken. [N 19, P 188 add.; monogr.]
I-12
|