33506 |
tuinbonen |
kniebonen:
kni-jboeën (L289b Leuken),
wollebonen:
mv.
wölleboeëne (L289b Leuken),
wollewantjes:
wöllewantjes (L289b Leuken)
|
tuinbonen || tuinbonen, jonge || tuinboon
I-7
|
24258 |
tuinfluiter |
grijsje:
grieske (L289b Leuken),
hoffluiter:
de opgegeven betekenis is: "heggemus, tuinfluiter"; ondergebracht bij tuinfluiter
hoeëffluiter (L289b Leuken)
|
tuinfluiter
III-4-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
kêr’revel (L289b Leuken)
|
kervel
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
tuinmuur:
tȳnmūr (L289b Leuken)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
19512 |
tuit |
tuit:
tuit (L289b Leuken)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20746 |
tulband |
koek:
Syst. WBD
kook (L289b Leuken),
tulband:
Syst. WBD
tulband (L289b Leuken)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34604 |
turfhekken |
hekken:
hękǝ (L289b Leuken),
turfhekken:
tǫrfhękǝ (L289b Leuken)
|
Aparte hekken die voor, achter en opzij op de kar gezet worden om turf te vervoeren. Aanvulling van de lemmata voorhek op de kar en achterhek op de kar in wld II.4. [N 17, 72a + c]
I-13
|
21618 |
twee centiem |
cent:
cent (L289b Leuken)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34482 |
tweeslachtige jonge kip |
kween:
kweŋ (L289b Leuken)
|
Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.]
I-12
|