e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dronken zijn een stuk in hebben: e stök in höbbe (Leuken), hem om hebben: u um höbbe (Leuken), Hae haaj ¯m flink um  ’m umhebbe (Leuken) dronken [N 10 (1961)] || dronken zijn III-2-3
dropwater klis: zie ook schuumke trekke en sókkerpaêk  klis (Leuken) dropwater, water bij laurierdrop III-2-3
dropwater maken schuimpje trekken: In een fles werd water met laurierdrop "sokkerpaek"gedaan, dat werd flink geschud en de fles werd in een koud en donker hoekje geplaatst. Dan werd ¯t spul goed zwart (zeutwaater). Als er flink wat bruinwitte schuim opkwam, dan werd die opgezogen en dat noemde men "schuumke trekke  schuumke trekke (Leuken) schuimke trekken III-2-3
druilerig en koud weer schuiverachtig: schuuverechtig (Leuken) koud, nat en winderig III-4-4
druk heen en weer lopen dribbelen: drubbele (Leuken) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
drukte, gedoe bedoening: bedoôning (Leuken), bohei (rh.): behêj (Leuken), drukte: drökdje (Leuken) drukte || ophef, drukte III-1-4
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Leuken) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele lijn dobbele lijn: dǫbǝl lin (Leuken) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
dubbele pik houweel: hǫwēl (Leuken) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
dubbeltje dubbeltje: döbbeltje (Leuken) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1