e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inkomsten beur: beur (Leuken), inkomende, het ~: inkomendje (Leuken) inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)] III-3-1
inkopen gaan doen op de markt naar de markt gaan: nao de merrentj gaon (Leuken) inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)] III-3-1
inkuilen inkuilen: enkule (Leuken) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inleggen (in een voor) inleggen: enlɛqǝ (Leuken) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inmaakpot moeston: mōston (Leuken), roompot: roͅu̯mpoͅt (Leuken) grote aarden inmaakpot || zuurkoolvat III-2-1
inschenken inschudden: Schötj ¯r mich nog mer eînen in  inschödde (Leuken), schudden: Hae schödje-n-¯m um wi-j niks  schödde (Leuken) inschenken || inschenken, uitgieten, schudden III-2-3
inschieten inschieten: ensxētǝ (Leuken) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
inslaan, van de bliksem gezegd inslaan: inslaon (Leuken) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4
introuwen introuwen: als jong echtpaar bij familie gaan inwonen  introuwe (Leuken) introuwen III-2-2
invetten insmeren: ensmērǝ (Leuken) Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.] II-1