19691 |
handdoek |
handdoek:
hânddoēk (L211p Leunen)
|
handdoek
III-2-1
|
27222 |
handlanger |
opperman:
upǝrman (L211p Leunen)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
opperen:
upǝrǝ (L211p Leunen)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
31440 |
handschaar |
draadscheer:
drǭtsxiǝr (L211p Leunen),
platenscheer:
plātǝsxīǝr (L211p Leunen)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
18256 |
handschoen |
handschoen:
haanschoen (L211p Leunen),
haanschoene (L211p Leunen)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)]
III-1-3
|
26078 |
handspaken |
speken:
spęǝkǝ (L211p Leunen)
|
De staken of spijlen van de kruias. Zie ook afb. 21. [N O, 30f]
II-3
|
33040 |
handvat van de zicht |
handvat:
hant˲vat (L211p Leunen)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
32872 |
handvatten |
knabben:
knabǝ (L211p Leunen)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|
19566 |
handveger, stoffer |
handveger:
handvaeger (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
hândvaeger (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
stofveger:
stofvaeger (L211p Leunen),
veger:
vaeger (L211p Leunen)
|
handveger || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || stoffer
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handjevol:
haendjevol (L211p Leunen)
|
handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|