24722 |
kernhout |
ziel:
ziēl (L211p Leunen)
|
kern, nieuwgevormde — in gewas
III-4-3
|
33537 |
kers, zoete soorten |
wijnkers:
wienkérs (L211p Leunen)
|
wijnkers
I-7
|
33539 |
kersenbloesem |
kersenbloei:
kersenbläöj (L211p Leunen)
|
kersenbloei
I-7
|
33540 |
kersenboom |
kersenboom:
kersenboeëm (L211p Leunen)
|
kersenboom
I-7
|
26667 |
ketsen, molenkar varen |
molenkar varen:
[molenkar] vārǝ (L211p Leunen)
|
Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264]
II-3
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (L211p Leunen)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19665 |
keuken |
keuken:
\'n Vette keuke, \'n mager testement: wie royaal is met eten en drinken , houdt niet veel over Wie nie braoje kan, mòt uut de keuke wegbliëve: men moet zich niet bemoeien met zaken waar men geen verstand van heeft
keuke (L211p Leunen)
|
keuken
III-2-1
|
19480 |
keukenkast |
aanrechtkastje:
ánraech(t)kaesje (L211p Leunen),
keukenkast:
keukekâs(t) (L211p Leunen)
|
aanrechtkastje || keukenkast
III-2-1
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kaever (L211p Leunen),
kever (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
tor:
tor (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
kever [SGV (1914)] || kever, tor [DC 30 (1958)] || kever, tor (alg) || tor [SGV (1914)]
III-4-2
|
21461 |
kibbelen |
kibbelen:
kibbele (L211p Leunen)
|
kibbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|