33237 |
knolvoer, rapen (coll.) |
groen:
grȳn (L211p Leunen),
knolgroen:
knǫlgrȳn (L211p Leunen),
knollengroen:
knǫlǝgrȳn (L211p Leunen)
|
Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a]
I-5
|
34337 |
knorren |
knaaien:
knǭi̯ǝ (L211p Leunen)
|
Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
19350 |
knorrepot |
knaaierd:
knaojerd (L211p Leunen),
knorrepot:
knorrepot (L211p Leunen),
mopperkont:
mopperkoont (L211p Leunen)
|
brombeer, kankeraar etc. || knorrepot [SGV (1914)] || mopperaar
III-1-4
|
17880 |
knuppel, knots |
knuppel:
knuppel (L211p Leunen)
|
knuppel [SGV (1914)]
III-1-2
|
34058 |
koe |
koe:
ku (L211p Leunen),
kuu̯ (L211p Leunen),
kuu̯ǝ (L211p Leunen)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34066 |
koe die eenmaal heeft gekalfd |
eerste maal:
ørstǝ mǭl (L211p Leunen),
ērstǝ mǭl (L211p Leunen)
|
Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.]
I-11
|
34183 |
koe die pas gekalfd heeft |
vaars:
vǫrs (L211p Leunen)
|
Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16]
I-11
|
34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
tweede maal:
twēdǝ mǭl (L211p Leunen),
twēǝdǝ mǭl (L211p Leunen),
twɛdǝ mǭl (L211p Leunen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34124 |
koe met hellend kruis |
hangkont:
haŋkōnt (L211p Leunen),
háŋkōnt (L211p Leunen)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34122 |
koe met korte poten |
diepe koe:
dipǝ kuu̯ (L211p Leunen)
|
[N 3A, 142b]
I-11
|