e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krom, met bochten krom: kroom (Leunen) krom [SGV (1914)] III-4-4
krommen krommen: krome (Leunen) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen krommen: krome (Leunen), ombuigen: umbuige (Leunen) krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kroonkandelaar, luster kaarsenkroonluchter: kersekroeënluchter (Leunen), kroonluchter: kroeënluchter (Leunen) aan het gewelf hangende lichtkroon || kaarsenlichtkroon III-2-1
kroonlijst lijst: list (Leunen), muizetand: mūzǝntānt (Leunen) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kropgat kropgat: kropgat (Leunen) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruias, kruirad haspel: haspǝl (Leunen) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruidenjenever bittere: bittere (Leunen), boerenjongens: boērejònges (Leunen), boxmeerse: bestaande uit anisette en brandewijn of jenever en enkele druppels bruine pommeransbitter  bòksmérse (Leunen), elsje: elske (Leunen), Els: in een jonge klare werd bitterke genoemd  elske (Leunen), wacholderwater: wáchelewater (Leunen) borrel oude jenever met een paar druppels pommeransbitter || borreltje || jenever, getrokken van de jeneverbes || likeur || rozijnen op brandewijn III-2-3
kruidnagel kruidnagel: kruudnagel (Leunen, ... ) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwis kruiden: met lengteteken op de a  Hoe häte de kruje, die gezègend werre (Leunen), kruidwis: kruutwis (Leunen) Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2, III-3-3