e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage, natte zandgrond zure grond: zūrǝ grōnt (Leunen) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lagenverdeellat profiellat: prǫfillat (Leunen) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.] II-9
lak lak: lak (Leunen) Verf die is samengesteld uit vernis, standolie, terpentijn en zuivere verfstoffen. Zie ook het lemma ɛlakɛ in wld II.9, pag. 191.' [N 56, 50b; monogr.] II-12
lam lam: lām (Leunen), lammetje: lɛmkǝ (Leunen), liemes: limǝs (Leunen), schaapje: sxø̜pkǝ (Leunen) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lammeren lammen: lāmǝ (Leunen) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: lamp (Leunen), wiek: wiek (Leunen) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit kousje: köwske (Leunen), lampenkousje: laampeköwske (Leunen), lámpeköwske (Leunen), lampenpit: lampəpet (Leunen), lemmet: limmet (Leunen), lemmetgaren: limmetgare (Leunen), wiek: wiek (Leunen) gloeikousje van een gaslamp || gloeikousje voor een gaslamp || katoenen pit voor olielamp || katoentje van een petroleumlamp || kousje van een gaslamp, petroleumgaslamp || lampepit [SGV (1914)] || lont III-2-1
landrol wel: wɛ ̝l (Leunen) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek streek: streek (Leunen) streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lange bouwladder steigerleer: stęjgǝrlēǝr (Leunen) Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.] II-9