24394 |
nachtvlinder |
schaar:
witte soort —
schaor (L211p Leunen)
|
nachtvlinder
III-4-2
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadeel (L211p Leunen)
|
nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bocht:
boxt (L211p Leunen),
bǫxt (L211p Leunen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
17770 |
nagel |
nagel:
na:gəl (L211p Leunen)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
genoffel:
snoffel (L211p Leunen),
genoffeltje:
snuffelke (L211p Leunen)
|
nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
25410 |
nagels verwijderen |
tenen aftrekken:
ten āftrɛkǝn (L211p Leunen)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
25392 |
nagieten |
afspoelen:
āfspylǝn (L211p Leunen)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
nahooi:
nāhø̜i̯ (L211p Leunen),
nǭhø̜i̯ (L211p Leunen)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25393 |
nascheren |
scheren:
sxērǝn (L211p Leunen)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|
25124 |
natte sneeuw |
sneeuwwater:
ps. begrip: hetw. stofnaam (hetw. = hetwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "het").
sneejwater (L211p Leunen)
|
sneeuwwater
III-4-4
|