e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
portaal portaal: portaol (Leunen) portaal III-2-1
pos joodje: judje (Leunen) pos (vis) III-4-2
poten poten: pōtǝ (Leunen) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
potkachel duiveltje: kacheltje  dūvelke (Leunen) soort van allesbrander III-2-1
praam praam: prām (Leunen) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
prei prei: prei (Leunen) prei [SGV (1914)] I-7
prent(je) prent(je): print (Leunen) prent [SGV (1914)] III-3-2
pret, schik schik: schik (Leunen), weej hebbe schik gehad (Leunen) [schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)] III-1-4
priester priester: priester (Leunen) priester [SGV (1914)] III-3-3
prikkeldraad pindraad: pendrǭt (Leunen) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8