e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schil van een vrucht perenschaal: paereschaal (Leunen), schaal: schaal (Leunen), schil: schel (Leunen) perenschil || schil [SGV (1914)] I-7
schilder verver: vɛ̄rvǝr (Leunen) Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.] II-9
schilderen, verven pinselen: pinzǝlǝ (Leunen  [(id)]  ), verven: vɛ̄rvǝ (Leunen) Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.] II-9
schilderij schilderij: en schon schildereej (Leunen), schildereej (Leunen) schilderij [SGV (1914)] || schoone [een ~ schilderij] [SGV (1914)] III-3-2
schilmes schrabbertje: schrebberke (Leunen) aardappelschilmesje III-2-1
schilmes, aardappelmesje pluutje: pluutje (Leunen) aardappel(schil)mesje III-2-1
schilmesje, aardappelmesje schilmes: schelmés (Leunen) klein mes om o.a. aardappelen en fruit te schillen III-2-1
schim, schaduw, glimp schim: schiem (Leunen) schim, schaduw, glimp III-4-4
schimmel schimmel: sxemǝl (Leunen) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: schimmel (Leunen) schimmel (plant) [SGV (1914)] III-4-3