33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
sxufǝlǝ(n) (L211p Leunen)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
24902 |
schoft, kwart van een werkdag |
schoft:
schòft (L211p Leunen),
schofttijd:
(dit is een variant van schòft).
schòfttied (L211p Leunen)
|
kwart van een werkdag
III-4-4
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāl (L211p Leunen)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
34629 |
schokken |
stuiken:
stukǝ (L211p Leunen)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
20649 |
schol |
schol:
schol (L211p Leunen),
sxol (L211p Leunen)
|
schol || schol (platvis)
III-2-3
|
22371 |
schommel |
rui:
rui (L211p Leunen),
rööj (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
schommel:
schommel (L211p Leunen),
wipper:
wipper (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SGV (1914)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
21366 |
schoolopziener |
schoolopziener:
scholopziener (L211p Leunen)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
schóndaochter (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
schónmoēder (L211p Leunen),
schónmōēder (L211p Leunen)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
schònelders (L211p Leunen),
schónālders (L211p Leunen),
schónâlders (L211p Leunen)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|