id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25394 | schrabsel | nerf: nɛrf (Leunen) | De afgekrabde opperhuid met haren. De lange haren worden soms bewaard en tot borstels e.d. verwerkt of verkocht. [N 28, 29; monogr.] II-1 |
18133 | schram | schram: schroam (Leunen), schröm (Leunen) | schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)] III-1-2 |
18136 | schrammen | schrammen: schröme (Leunen) | schrammen (ww) [SGV (1914)] III-1-2 |
30259 | schranklatten | kruislatten: kryslatǝ (Leunen) | Dwarslatten die overhoeks op stijl en bovendorpel van het kozijn gespijkerd worden om te voorkomen dat het tijdens het vervoer uit de haakse stand zakt. De schranklatten worden verwijderd nadat het kozijn in de muur is ingemetseld. [N 55, 17a-b; monogr.] II-9 |
20789 | schransen | inladen: As t már vur niks is, han hij beter ienlaaje as óplaaje: als het maar gratis is, kan hij beter eten dan werken ienlaaje (Leunen), schransen: sxrānsə (Leunen), spaden: spaaje (Leunen), vreten: vraete (Leunen) | flink eten || het nuttigen van voedsel || schransen || veel eten naar binnen werken III-2-3 |
17947 | schrede | schrede: schrie (Leunen) | schrede [SGV (1914)] III-1-2 |
21368 | schreeuwen | kwieken: kwīkǝ (Leunen), schreeuwen: schrêwe (Leunen), schriesen: sxrisǝ (Leunen) | Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || schreeuwen [SGV (1914)] I-12, III-3-1 |
19728 | schrijftafel, bureau | schrijftafel: schriēftoffel (Leunen) | bureau III-2-1 |
24373 | schrijvertje | schrijvertje: schriēverke (Leunen) | watertorretje III-4-2 |
22482 | schrikkeljaar | schrikkeljaar: schrikkeljoar (Leunen) | schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2 |