e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuifgrendel schoude: schaaf (Leunen) (schuif)grendel III-2-1
schuifijzer schuifijzer: sxȳf˱īzǝr (Leunen) Elk van de ijzeren staven waar het zeil aangeschoven wordt. In l 265 en l 330 was dit systeem niet bekend; in l 265 werden de zeilen met behulp van een ketting vastgezet. [N O, 5l; N O, 5m] II-3
schuimspaan schuimspaan: schuumspaon (Leunen), schuumspoan (Leunen), spaan: \'n Schuumspaon is rond en \'n bòtterspäöntje is lánkwaerpeg  spaon (Leunen) schuimspaan [SGV (1914)] III-2-1
schuldig (zijn) schuldig (zijn): schuldig (Leunen) schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schuren afschuren: áfsxūrǝ (Leunen), schuren: sxūrǝ (Leunen) Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] || Hout met schuurpapier bewerken ten einde een glad oppervlak te verkrijgen. Zie ook het lemma 'Schuurpapier'. [N 67, 70a; monogr.] II-12, II-9
schurft schurft: schörft (Leunen) schurft [SGV (1914)] III-1-2
schurftmijt schurftmijt: schörftmiet (Leunen) schurftmijt III-4-2
schurk, smeerlap schavuit: schavuut (Leunen) schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutter schutter: schutter (Leunen) schutter [SGV (1914)] III-3-2
schutters schutters: schutters (Leunen) schutters (mv.) [SGV (1914)] III-3-2